Oranje Vereniging Opperdoes

Het Wilhemus

[nz_sep color=”#f0634c” top=”10″ width=”100″ height=”2″ align=”center”]

De tekst van het Wilhelmus:

Wilhelmus van Nassouwe
ben ik, van Duitsen bloed,
den vaderland getrouwe
blijf ik tot in den dood.
Een Prinse van Oranje
ben ik, vrij onverveerd,
den Koning van Hispanje
heb ik altijd geëerd.

Mijn schild ende betrouwen
zijt Gij, o God mijn Heer,
op U zo wil ik bouwen,
Verlaat mij nimmermeer.
Dat ik doch vroom mag blijven,
uw dienaar t’aller stond,
de tirannie verdrijven
die mij mijn hart doorwondt.

[nz_gap]

Het Wilhelmus is het Nederlandse volkslied. Het lied bestaat uit vijftien coupletten die een acrostichon vormen: in de oude variant vormden de eerste letters van de vijftien coupletten de naam Willem van Nassou. De tekst wordt toegeschreven aan Filips van Marnix van Sint-Aldegonde, maar deze bewering is alles behalve zeker. De melodie is afkomstig van het spotlied Autre chanson de la ville de Chartres assiégée par le prince de Condé, dat werd gezongen tijdens het beleg van de stad Chartres door de Hugenoten in 1568. De oorspronkelijk zeer eenvoudige melodie werd in 1626 van melismatiek (klankbuigingen) voorzien, genoteerd door de Veerse schepen Adriaen Valerius in zijn met een aantal liederen “geïllustreerde” geschiedschrijving “Nederlandtsche Gedenck-Clanck”.Volgens een theorie werd het Wilhelmus tijdens het beleg van Haarlem, dus tussen 7 december en 31 december 1572 geschreven door Filips van Marnix, heer van St. Aldegonde[1]. Van het Wilhelmus wordt meestal het eerste couplet gezongen, soms gevolgd door het zesde, dat in de Tweede Wereldoorlog erg populair was. Het Wilhelmus is het Nederlandse volkslied sinds 10 mei 1932. Tot dan was het lied “Wien Neêrlands bloed” het volkslied. Wel had de jonge koningin Wilhelmina al bij haar inhuldiging in 1898 haar voorkeur voor het Wilhelmus te kennen gegeven. In de voorbereiding naar haar 25jarig regeringsjubileum werd dit officieel vastgelegd door de Nederlandse regering.Het lied is ook gekend in de Zuidelijke Nederlanden [bron?]. Daar is het soms te horen op een cantus en bij bijeenkomsten van orangistische en Groot- dan wel Heel-Nederlandse groeperingen.

Geschiedenis

Het Nederlandse volkslied is het oudste volkslied ter wereld. Waarschijnlijk is het lied geschreven tussen 1568 en 1572, de precieze datum is onbekend, het lied is dus meer dan 400 jaar oud. Weliswaar bestaat het Japanse volkslied Kimi Ga Yo al sinds de 9de eeuw, maar dat bestond tot de 19e eeuw alleen uit tekst, wat het een gedicht maakte in plaats van een lied. Het Wilhelmus werd pas in 1932 officieel geregistreerd als volkslied, maar in vergelijking met andere landen is dit tamelijk vroeg. Er zijn landen, zoals het Verenigd Koninkrijk, die helemaal geen officieel geregistreerd volkslied hebben.

Het Wilhelmus is inhoudelijk geschreven als een lied dat door Willem van Oranje gezongen zou kunnen worden (maar niet noodzakelijk door hem gezongen is). Het weerspiegelt zijn tweestrijd in de opstand in de Nederlanden. Enerzijds probeert Willem van Oranje trouw te zijn aan de Spaanse koning, anderzijds is hij boven alles trouw aan het Nederlandse volk. De herkomst van de tekst is onbekend. Hierover bestaan verschillende theorieën. Het Wilhelmus is een geuzenlied en de meeste teksten daarvan waren anoniem, omdat op het maken van opstandige liederen destijds de doodstraf stond. Vanaf het begin van de 17e eeuw werd het Wilhelmus toegeschreven aan Marnix van St. Aldegonde die de tekst tussen 1570 en 1572 in West-Souburg zou hebben gedicht. Hij was dichter en intimus van Prins Willem. Hij had gestudeerd bij Calvijn in Genève, en het Wilhelmus draagt daarvan de sporen.

Er is ook een theorie dat het Wilhelmus oorspronkelijk in het Duits geschreven zou zijn door vluchtelingen uit de Nederlanden, die met dit lied Duitse vorsten voor de Nederlandse zaak probeerden te winnen. Ook wordt Coornhert wel als auteur genoemd. Volgens een andere theorie is de tekst door een onbekend gebleven dichter geschreven en daarna door Marnix van St. Aldegonde bewerkt. Wat betreft de datum wordt er van uitgegaan dat de tekst geschreven is na mei 1568, omdat de tocht langs de Maas in het lied vermeld wordt, en voor april 1572, omdat de verovering van Den Briel niet bekend lijkt in het lied.

Lange tijd was het Wilhelmus een vrolijk lied, dat graag werd gespeeld bij het leger, de vloot en bij prinselijke ceremonieën. In de 18e eeuw was het echter steeds meer een instrumentaal lied geworden, dat met name werd gespeeld op trompet en carillon. Bij dit lied, dat werd aangeduid als de Prinsenmars, paste de oorspronkelijke tekst niet goed meer. Na de val van Napoleon en de herintroductie van het vorstenhuis in de Nederlanden in 1813, wist vrijwel niemand meer de oorspronkelijke tekst te herinneren. Het Wilhelmus was onder het volk vrijwel alleen nog bekend van een Geuzenlied uit 1577, dat een spot was op de ‘Spaanse hoeren’; Nederlandse vrouwen die zich als prostituee hadden aangeboden aan de Spaanse soldaten en door hun vertrek hun inkomsten dreigden kwijt te raken:

Wilhellemussie van Nâhassouwen,
Zijt gij van Duihuihuitsen bloed?
De elleboog door de mouwen,
Het haar al door de hoed.
Zijt gij Wilhellemus?
Zijt gij Wilhellemus?
Wel dat is goed.

Met dit lied zouden de ‘Spaanse hoeren’ de Spanjaarden verwijten arm naar de Nederlanden te zijn gekomen. De betekenis van dit lied was in 1813 echter nauwelijks bekend meer, maar bleef onder de bevolking bestaan als volksliedje, dat tot ver in de 20e eeuw nog kon worden gehoord op bijvoorbeeld Terschelling. Er was echter in navolging van andere grote Europese landen behoefte aan een nationaal volkslied en er werden prijsvragen uitgeschreven. Er werd een groot aantal teksten bedacht voor het Wilhelmus, maar geen die aansloeg. Uiteindelijk werd niet het Wilhelmus, maar het lied Wien Neêrlands bloed van dichter Hendrik Tollens gekozen in 1817. Zijn melodie werd echter afgekeurd en het was Johann Wilhelm Wilms die uiteindelijk de muziek mocht leveren, waarbij er overigens sterke aanwijzingen waren dat Wilms zichzelf heeft bevoordeeld en de muziek van een andere ingezonden versie (Wij leven vrij, wij leven blij van advocaat J. Brand) heeft gebruikt en iets heeft aangepast. De tekst van Tollens werd omwille van haar ‘deftigheid’ geen groot succes onder de bevolking, maar wist het toch vol te houden tot 1932. De reden hiervoor was onder andere dat het Wilhelmus als ’te protestants’ werd geoordeeld door het katholieke zuiden. Toen de bisschoppelijke hiërarchie werd hersteld in 1853 gebeurde er iets waardoor het Wilhelmus in elk geval voorlopig helemaal uit de gratie was. Dat jaar werd – mogelijk door de Aprilbeweging – namelijk ook het lied ’t Wilhelmus der Geuzen uitgegeven, dat werd gezongen op de melodie van het Wilhelmus en overduidelijk pro-protestants en sterk anti-‘paaps’ was:

Hij [de Paus], die zich zonder rechten,
Heeft tot een Heer gemaakt,
Spreekt weêr tot ons als knechten,
Naar wier beheer hij haakt:
Hij wil ons overvleugelen,
En door zijn Bisschopsschaar,
Als ketters wreed beteugelen,
Als voor drie-honderd jaar.

Door dit lied was het Wilhelmus plots helemaal uit de gratie bij de katholieken en het zou nog tot de jaren ’80 duren alvorens het tij weer wat zou keren. De Tachtigers moesten bijvoorbeeld niks van Tollens’ werk hebben en veegden de vloer aan met zijn dichtsels. Ook was er in die tijd weer een hernieuwde belangstelling voor de ‘roemrijke daden’ uit het verleden ontstaan, wat gunstig was voor het Wilhelmus. De heruitgave van Valerius’ Nederlandtsche Gedenck-clanck uit 1626 door theoloog A.D. Loman (sr) in 1871 vormde de opmaat voor een hernieuwde belangstelling voor het Wilhelmus. Deze heruitgave bevatte onder andere het Wilhelmus met de oorspronkelijke melodieën en pianobegeleiding. De Oostenrijkse componist Eduard Kremser bewerkte het Wilhelmus en andere ‘Valeriusliederen’ tot de cyclus Sechs Altniederländische Volkslieder die in 1877 in première ging in Wenen en zes Valeriusliederen bevatte, die hij aan elkaar had herschreven tot een romantisch-heroïstisch programma, dat aldaar zeer goed werd ontvangen. Niet alleen muziekcriticus Eduard Hanslick was er van onder de indruk, ook de Duitse keizer Wilhelm II zelf was lyrisch na het horen van het stuk in 1893. Hij had de oorspronkelijke versie van Valerius twee jaar eerder al gehoord tijdens een staatsbezoek aan Nederland en na het horen van Kremser’s bewerking gaf hij bevel om de liederen van Valerius (waaronder het Wilhelmus) te onderwijzen op verschillende gymnasia in zijn Rijk. Kremser’s bewerking kreeg ook in Nederland veel waardering, al konden velen er niet uit opmaken dat het hier om oorspronkelijk Nederlandse muziek ging; de Romanticistische inslag had van de vrolijke soldatenmars een plechtig geheel gemaakt. Prinses Wilhelmina was ook gecharmeerd van het stuk en toen zij de troon besteeg in 1898 werd (voor zover bekend) niet Wien Neêrlands bloed gespeeld, maar buiten werd De Prinsenmars gespeeld en binnen Kremser’s versie van het Wilhelmus.

Johan W. Enschedé poogde om de oude versie van 1568 weer aangenomen te krijgen in plaats van de bewerkte versie van Valerius, hetgeen ertoe leidde dat in 1909 drie versies werden voorgelegd aan koningin Wilhelmina tijdens een tuinfeest op Paleis Het Loo; de Prinsenmars ‘nieuwe stijl’ (een herbewerking die in 1855 was ingesteld), de Kremserbewerking van Valerius en de versie van 1568. Wilhelmina was echter nog steeds gecharmeerd van Kremsers Romanticistische bewerking, die immers ook op haar inauguratie werd gespeeld. De uiteindelijke instelling van het Wilhelmus als volkslied was echter een gevolg van de verwarring onder met name afgevaardigden van Nederland in het buitenland. Deze leidde er uiteindelijk toe dat de Romantische versie van Kremser op 10 mei 1932 door de ministerraad werd ingesteld als nieuw volkslied.

Over het gebruik van het Wilhelmus ontstond in juni 2004 een politieke en maatschappelijke discussie, toen bekend werd dat sinds 1986 het Wilhelmus bij staatsaangelegenheden alleen gespeeld wordt bij aanwezigheid van een lid van het Koninklijk Huis. Koningin Beatrix zou de rechten op het Wilhelmus hebben opgeëist en niet toestaan dat het Wilhelmus buiten haar aanwezigheid zou worden gespeeld. Dit werd door de Rijksvoorlichtingsdienst ontkend. Wel werd bevestigd dat sinds 1986 het protocol voorschrijft dat bij ontvangst van buitenlandse gasten door ministers buiten aanwezigheid van leden van het Koninklijk Huis, niet het Wilhelmus wordt gespeeld, maar de mars van De jonge Prins van Friesland.

Leuke bijzonderheid aan het lied is dat het een acrostichon is: samen vormen de eerste letters van de vijftien coupletten de naam Willem van Nassou (in oud-Nederlands wordt Nazzou: Nassou).

(bron wikipedia)